| |||||
Met het vervallen scheepswrak ver achter hen en het statige paleis op de oude rots voor hen uit, namen de medica en Gabriëlle ruim de tijd om terug te zwemmen. Hun lijfwachten hielden een prettig discrete afstand aan. Daardoor durfde Gabriëlle de vrijmoedigheid op te brengen om Ishtaran het een en ander te vertellen over haar vermoeden, dat de tijd waarin prinses Lidhia leefde een heel andere tijd was dan die waarin zij thuishoorde. Maar dat was niet het enige dat ze aan de orde liet komen. Nu ze de kans had om met iemand te praten die geen enkele connectie met de mensen in haar wereld had, slikte ze eens en dwong ze zichzelf om eindelijk eens eerlijk en vrijwillig aan iemand te vertellen wat haar zo ontzettend dwars zat. Ter Heerdt zou hier tòch nooit van weten, zo redeneerde ze. „Het bleek tóén pas, dat die brief helemaal niet van Ter Heerdt kwam,” sprak ze uiteindelijk gedempt, terwijl ze Lidhia’s lichaampje synchroon met de medica liet stijgen om op de juiste diepte voor de paleisrots te komen. Bijna hadden ze de hoge rotswand om de voormalige steengroeve alweer bereikt. Gabriëlle ging verder: „Maar dat betekent wèl, dat er niets bekend is en dat meneer Den Engel nog stééds niet weet wat er aan de hand is — dat hóópte ik ècht even, toen hij daar zo zat te vertellen. Maar nú… nú is de situatie nog precies hetzelfde…” Stil zweefde ze in het door zachte, laag invallende zonnestralen verwarmde water. Haar begeleiders bleven in formatie. Lidhia’s gezicht betrok met Gabriëlles trieste conclusie. Ishtaran keek haar stil aan, afwachtend of Gabriëlle nog meer te vertellen had. Lidhia zèlf verbaasde zich er intussen over dat ze totaal geen emotie van Gabriëlle ervoer bij het dramatische verhaal dat haar vriendin vertelde. Zou Gabriëlle haar emoties bewust blokkeren? Lidhia wist het niet; vermoedde het echter. Wèl was ze blij dat Gabriëlle het eindelijk tenminste met iemand gedeeld had. Misschien zou dat de stap kleiner maken om het allemaal óók aan een vertrouwde luchtling te vertellen. Ze hoopte het in ieder geval… Bij gebrek aan een vervolg van Gabriëlles kant reageerde Ishtaran als aanvulling op haar verafschuwende blikken bij bepaalde details: „Wat verschrikkelijk allemaal, Gabriëlle. En je hebt niemand om erover te praten in je eigen tijd, in je eigen omgeving?” Lidhia haalde zich verschillende gezichten voor de geest terwijl Gabriëlle in de beleving van de prinses hetzelfde deed. Dat van meneer en mevrouw Den Engel, dat van Gabriëlles vader, dat van Rosa… Een onprettig gevoel trok Lidhia’s aandacht. Heel even meende ze dat Gabriëlle reageerde op háár gedachten, maar blijkbaar dachten ze op hetzelfde moment aan dezelfde persoon. „Nee, niemand,” wilde de blozende Gabriëlle zacht zeggen. „Ja, Amber,” zei Lidhia in haar plaats. „Amber?” herhaalde Ishtaran nieuwsgierig, maar het was waarschijnlijk de plotseling moeilijke blik op Lidhia’s gezicht die haar bezorgd deed vragen: „Wat is er!?” Van ‘moeilijk’ bloeide die gezichtsuitdrukking echter zó snel en overtuigend op tot ‘opgetogen’, dat de medica haar korte bezorgdheid direct weer liet varen. Het antwoord op haar vraag kwam alsnog, in de vorm van de heldere blauw met rode luminescentie van de prinses. |
|||||
|