248818
 
 
 
 
 

     Menu:

> Startscherm
> Schrijvers
> Verhalen
> Open verhalen
> FAQ
> Vintage

Bruidsvlucht
hoofdstuk 7
Door: aritha
Commentaar van de schrijver:
Alweer een nieuw stuk
Categorie: Drama / Roman
Geschatte leestijd: ca. 5 minuten

Bibberend van de kou wordt Senta wakker.Ze knippert met haar ogen en luistert naar de geluiden van de nacht.
Het vuur is, ondanks het grote stuk hout wat er op lag, uitgegaan en de wind blaast door het rookgat naar binnen. Ergens in het dorp blaft een hond. Aan de kilte voelt ze dat de periode van de gouden bladeren nadert. Ze draait zich om en bijt op haar knokkels. Ai, dit is geen goed ogenblik om een lange reis te maken.
Wie zal haar vlas oogsten?
Wie zal de zaaddoosjes verwijderen om lijnzaadolie te winnen?
Wie zal de overgebleven vlasstengels roten in water?
Ze heeft koude voeten en rilt. Wat zou ze nu graag een warme steen onder haar deken hebben, zo’n heerlijke warmmaker gewikkeld in een linnen doek.
Haar gedachten dwalen alle kanten op. Ze denkt terug aan wat far gisteravond bij het vuur zei, terwijl hij zijn papkom leegschraapte: ‘Het huwelijksgeschenk van Bernlef’s far komt me uitstekend van pas. Ik ga ervan op handelsreis en ik neem Werp mee.’ Hij liet een luide boer en vervolgde: ‘Wanneer ik de koeien ruil tegen dekens en geruite mantels heb ik middelen genoeg om kostbare dingen aan te schaffen.’
Senta bijt kwaad op haar lip. Far zal er geen plezier van beleven, daar zorgt zij wel voor. De huwelijksdag met Bernlefs far met zijn rode plek op de wang, breekt nooit aan. Geruisloos slaat ze de deken open en sluipt naar de deur.
‘Wie is daar?’ gromt fars stem in het donker.
‘Uw dochter gaat haar behoefte doen,’ fluistert Senta, ‘…sjuut, maak de anderen niet wakker.’
De wind is waterkoud en blaast langs haar benen. Dorre blaadjes ritselen over het erf. Ze deinst terug als ze boven haar hoofd een uil hoort krassen, diep en langgerekt. Angstig schuilt ze onder de afhangende dakrand. Ondanks de kille nachtwind breekt het zweet haar uit. Onheil brengt die spookvogel. Gruwelijk dingen zullen hun huis treffen; spoedig zal iemand de dood sterven. Kon ze de uil maar vangen. Ha, ze zou hem doden en hem met zijn vleugels wijd uitgespreid tegen de wand spietsen, ter bescherming van het onheil dat hij met zijn geroep voorspeld.
De maan klimt boven de bomen bij de beek uit. Donkere schaduwen bewegen zich over de grond. Gebruik makend van het spookachtige licht glipt ze naar het hurkgat om haar behoefte te doen. Ze beseft hoe dwaas ze gaat handelen straks. Met haar vlucht in het donkerste uur van de nacht daagt ze alle kwade geesten uit om haar te sarren. De wind beweegt de takken van de bomen en laat de schaduwen heen en weer deinen. Lange tijd wacht ze. Dan sluipt ze naar de ingang van het huis. Far is in slaap gevallen. Hij snurkt luid.
‘Ik kan het niet,’ fluistert ze koortsachtig, ‘ik kan het echt niet.’
Lang ligt ze te luisteren naar de gestage drup van de zure melk uit de linnen zak, die aan een haak hangt. Drup-drup-drup - precies in het kommetje eronder. Over een paar dagen zullen ze zachte kaas hebben, zo lekker! Met brandnetel en dille erdoor; een verrijking van hun saaie etenspatroon. Maar zij zal er niet van eten…
Zachte voetstappen komen dichterbij. Een hand strijkt over haar wang.
‘Linde-moei zegt dat de tijd van ons vertrek gekomen is gekomen is,’ fluistert Duuveke stem bij haar oor.
Senta haalt diep adem. Wanneer ze haar ogen een beetje dichtknijpt ziet ze aan de andere kant haar broertje Werp liggen. Ze mompelt een beschermende spreuk over hem uit. Geruisloos lopen ze daar achter elkaar het langhuis uit. Senta haalt diep adem. Het is alsof ze een andere wereld instapt en ze vraagt zich af hoe far zal reageren wanneer hij ontdekt dat haar slaapplek leeg is. Verward schudt ze met haar hoofd, ze moet stoppen met denken. Haastig pakt ze haar mand van berkenschors onder het afhangende dak vandaan en hijst hem op haar rug. In het donker tast ze naar Duuvekes hand.‘We gaan…’
‘Uh-uh, ik kom al.’
‘Grote goden, laat niemand ons zien,’smeekt Senta zacht en ze heft haar hoofd omhoog. De lucht is mooi strak geworden nu de wind alle wolken heeft weggevaagd. Langzaam voelt Senta haar geest helderder worden. ‘Flink doorlopen.’ fluistert ze naar haar nichtje. ‘Let op waar je je voeten zet.’
Zelf heeft ze geen moeite om de weg naar de beek te vinden. Ze verzet zich dapper tegen de neiging zich om te draaien en een laatste blik op de kleine nederzetting te slaan. Doorlopen, mompelt ze. Moet ze niet juist zo ver mogelijk zien te komen voor de volgende nacht aanbreekt?
‘We gaan dwars door de beek, nicht’ zegt ze, ‘volg me.’
‘Uh-uh,’ antwoord Duuveke. ‘Er dwars door heen.’
Senta hapt naar adem als het koude water in haar vel bijt. Witte nevels walmen als sluiers om hen heen.
‘Ik ben bang.’ zegt Duuveke vrij luid. ‘Je weet toch dat…’
Senta legt haar trillend hand over die van Duuveke en trekt het kind door het kniehoge water. Iedereen weet dat de nevels wijze vrouwen vertegenwoordigen. Als de dag van je dood dichtbij is kunnen ze de vorm van een stammoeder aannemen, gekleed in het wit. Senta voelt zich koud worden van angst.
Bibberend schuilen ze even later tussen de varens en luisteren naar de geluiden om hen heen. In het dorp horen ze een hond janken als een wolf. Achter hen is het bos vol geluiden. Een nachtvogel vliegt klapwiekend over hen heen. Senta duwt haar voeten diep in de vochtige grond. Terwijl ze erover denkt om toch te wachten op de eerste zonnestralen, voelt ze opeens een geladen aanwezigheid achter zich.
Ze draait ze zich om. Daar staat Frigga, de vrouwe van het woud, omwikkelt door witte sluiers van nevel. Haar gezicht glanst goddelijk. ‘Gaan deze dochters hun sibbe verlaten, mag hun vertrek het daglicht niet aanschouwen?’
Senta voelt hoe Frigga’s ogen zich in die van haar boren; donkere tunnels die naar je naar de afgrond voeren.
Ze steekt haar kin omhoog. ‘Niemand kan me tegenhouden. Nog geen bos vol spookvogels.’
‘Ik heb een droom gedroomd,’ zegt Frigga waarschuwend. ‘Ik viel in slaap en zie, ik zag je lopen door het bos in de richting van een dorp aan rivier. Pijn was er in mijn borst omdat je alle vezels en touwen losrukte, die je vastbonden aan je moer en anderen van de sibbe. Ik zag nog meer. Een afschuwelijk noodlot…’
Met een gracieus gebaar duwt Frigga haar kapje naar achteren. Het maanlicht schijnt op haar asblonde haar en doet het oplichten. Ze sluit haar ogen en begint zacht te neuriën. Haar bovenlichaam wiegt heen en weer. Op het moment dat ze weer begin te praten klinkt haar stem scherp en puntig als ijspegels aan een langhuisdak. Ze grijpt Senta bij haar polsen beet en bindt ze met een twijg aan elkaar vast. ‘In mijn droom zag en zie, Donars woede barstte los in het bos.’ Vol extase werpt Frigga haar hoofd naar achteren.
Senta voelt zich bevriezen. Als een mes dringen de woorden in haar hart.
‘Je overleefde zijn woede, om gevangen genomen te worden. Jij bent het, die de oude orde in onze sibbe om zult gooien en daarom… daarom.’
Senta’s tranende ogen ontdekken de vloeksteen. Zacht begint ze te kermen, ook al ze weet dat het haar niet zal helpen. De steen in de hand van haar priesteres glimt in het maanlicht.
‘Ik vervloek je Senta!’ bezweert de priesteres. Ze draait de steen drie keer om. ‘Ik spreek een vloek uit over jou. Vervloekt ben je! Ten einde van alles zal het lot je brengen in de eeuwige koude!’
Met een harde ruk trekt Freya de twijgen van Senta’s polsen. ‘Verdwijn nu uit mijn ogen. Je naam zal hier niet meer genoemd worden en over dit arme kind zal ik mij ontfermen.’ Frigga trekt Duuveke aan haar mantel omhoog. Senta ziet haar kleine nicht verstarren van angst. ‘Kom meid, ik maak je tot mijn leerling en dat…’ ze heft haar vinger op naar Senta, ‘dat is mijn triomf op de vreemde god die jouw weg zal kruisen.’
Geruisloos verlaat de priesteres de beek. Nevels verbergen haar verschijning. ‘Vaarwel Senta,’ hoort ze het iele stemmetje van haar nichtje roepen.
Langzaam komt Senta overeind. In het maanlicht ziet ze de witte berkenstammen scherp aftekenen tegen het donkere loofbos daarachter. Ze schikt de banden van haar mand op de juiste plek en begint te lopen maar na een paar stappen struikelt ze over iets dat voor haar voeten ligt. Ze tast en graait om zich heen: ah…een boog en met pijlen!
‘Dank je nicht.’ fluistert ze. ‘Wat een liefdesdaad om die aan mijn voeten achter te laten. Zonder om te kijken loopt ze tussen de bleke stammen het bos in. Ze spuugt op de grond om de vloek terug te laten keren maar ze voelt hem branden in haar hart. Eeuwig zal ze pijn moeten lijden in de Helle. Zolang Frigga leeft, zal haar naam niet genoemd worden in de sibbe.
Tranen stromen over haar wangen. Ze veegt ze weg met haar mouw en concentreert zich op het smalle karrenspoor. Ze zal het volgen tot ze bij het volgende dorp komt. Daar zal ze het verlaten en langs de beek verder gaan.

Gepost op 04-03-2010 om 18:22 uur
124 keer gelezen
<< Vorige in deze serie

Alle verhalen in deze serie (Bruidsvlucht)
Alle verhalen van deze schrijver (aritha)

Dit werk is ingezonden op http://www.blocnoot.nl en blijft te allen tijde eigendom van de feitelijke auteur van het werk (of bloCnoot zolang de auteur niet kan worden teruggevonden). Zonder toestemming van de feitelijke auteur mag dit werk niet gebruikt worden voor andere doeleinden dan lezen. BloCnoot zal nooit toestemming geven indien de auteur niet teruggevonden kan worden. Mocht er sprake zijn van misbruik van de inhoud van het gepubliceerde werk op welke manier ook zullen er (in samenspraak met de auteur) stappen ondernomen worden.