248819
 
 
 
 
 

     Menu:

> Startscherm
> Schrijvers
> Verhalen
> Open verhalen
> FAQ
> Vintage

Mo'men
Thélium
Door: snow
Commentaar van de schrijver:
Vervolg van hst 4
Categorie: Fantasy
Geschatte leestijd: ca. 12 minuten

5.
Na een tijdje komt Yona weer op dezelfde situatie die hij zonet ook had. De puzzel kan niet zo heel veel kanten op draaien eigenlijk. Alle stukken blijven toch dezelfde positie zo’n beetje hebben. Een beetje schuiven is leuk en de kleuren die uit de bol springen zijn ook leuk, maar nu volgen ze steeds hetzelfde patroon wanneer Yona een stuk verschuift. Met een zucht laat hij zich van de stoel glijden. Hij heeft het wel weer gezien. Hij kijkt naar de grote deur. Daar zullen Roog en Fiondalha wel zitten te vergaderen met de Prins. Tenminste, de soldaat zei dat er een vergadering was. Dus het moet bijna wel zo zijn. Zou hij iets kunnen horen? Hij loopt naar de deur en legt zijn oor tegen het gladde hout.
Niks.
Die andere deuren dan?
Het hout is ruwer, maar het geluid is er niet meer om dat door de deuren komt.
Ook niks.
Zal hij gewoon even kijken? Na enige twijfel probeert hij een van de kleinere deuren open te maken. Ja, hij gaat open. Yona loert om het hoekje. Maar erachter zit geen vergaderzaal. Er loopt een gang die een flauwe bocht maakt. Yona schraapt zijn moed bij elkaar en loopt de gang in. Na ongeveer 15 meter ziet hij een deur. Als deze gang om de zaal heenloopt waar de grote deur toegang tot verschaft, dan moet deze deur dat ook doen. Alleen dan aan de zijkant of aan de achterkant en niet aan de voorkant, zoals de grote deur.
Nu kan Yona zijn nieuwsgierigheid niet meer bedwingen, hij moet weten wat daarbinnen gebeurt. Hij legt zijn oor tegen de deur en hoort in de verte… Stemmen. Maar wat zeggen ze? Hij houdt zijn adem in om ze te kunnen verstaan. De stemmen praten door elkaar. Dan praat er weer een. Dan een andere. Dan weer meer. Ik versta er niks van. Ik moet binnen zien te komen, denkt Yona.
Heel voorzichtig probeert hij de deur open te doen. Ja, dat gaat goed. De deur gaat gemakkelijk open. Op een kiertje gluurt Yona naar binnen. Hij ziet vijf mensen zitten. Roog, Fiondalha, een man met een dunne gouden band om zijn hoofd en een baard. Dit moet de Prins zijn, denkt Yona. Dan zit er nog een man met de rug naar hem toe. Hij kan zijn gezicht niet zien, maar hij is even mooi gekleed als de Prins, behalve dat hij geen band om zijn hoofd draagt. Aan de andere kant van de grote ronde tafel die in de zaal staat, staat nog een man. Geen soldaat, maar een oude man. Yona herkent hem. Het is de man die hij bij hun intocht in Vendherra heeft gezien met dat rare beest. Hij heeft nu de grote zwarte kap naar achteren geslagen en zijn grijze, kalende haar is zichtbaar. Hij leunt nog steeds op de knoestige stok. Yona kan nu goed horen wat er wordt gezegd. Hij verneemt uit het gesprek wat er wordt gevoerd de man die hij in de stad heeft gezien, Mara heet. De andere man, die met de rug naar Yona toe zit, wordt Dren Mijnar en soms Raadgever genoemd.

Roog spreekt: “Sire, zou u mij voor het moment willen excuseren, graag zou ik een moment in de tuin willen wandelen om mijn gedachten te verzetten.”
Met een knik van de Prins verlaat Roog de zaal door de grote deur.
“We zitten hier nu al zo lang, maar we komen geen stap dichterbij.” zegt de Prins.
“Als je nog een goed advies hebt, geef het dan nu. Je bent zelf door het noordelijke deel van Areinië getrokken. Je hebt gezien wat de Nordlijn hebben aangericht.” Onze twee hoofdmachten zijn ze al vooruitgereden, maar tegen deze invasie kunnen we gewoon niet op. Sinds de laatste invallen is hun technologie tot een duivels hoogtepunt gestegen. Ze vegen iedereen uit de weg met hun wapens en hun Mithrondirs. Die vreselijke beesten. Ik snap nog steeds niet hoe ze die zo groot hebben kunnen fokken.”
Een dodelijke stilte volgt.

Dan spreekt Mara: “Sire, ik heb lang gewacht om dit naar voren te brengen, maar het is duidelijk dat we niet zonder andere, hogere hulp uit deze impasse komen. Zou het niet verstandig zijn Thélium, de Kelk van Ruimte, de enige overgebleven Kelk van uw Vader uit het Illirdias te laten halen? Het zal ons voorzeker inzicht verschaffen in deze situatie, voor Areinenogen niet te overzien. Door Thélium zijn wij misschien wel in staat alles te kunnen overzien…”
“Ja Sire, dat zou een goed plan zijn. De Kelk heeft nog niet al zijn kracht verloren, en wanneer Hij in ons bezit is, waarom zouden we Hem dan niet gebruiken?” Dren loopt richting de Prins terwijl hij dit zegt.
De Prins kijkt naar beneden, waar op tafel een dolk ligt. “Ik weet dat mijn Vader het aan mij heeft toevertrouwd, maar ook mij uitzonderlijk verboden er uit te drinken.”
“Sire, u hoeft er helemaal niet uit te drinken, het verschaft ons alleen meer inzicht in uw nijpende situatie, waarin ons land nu verkeerd.”
Een lange stilte volgt, waarin de Prins zijn ogen sluit, zijn handen vouwt, zijn ogen weer opent en dan tegen Mara zegt: “Wat zal ik kunnen met de Kelk, behalve eruit drinken, wat ik zeker niet zal doen…”
“U zult tot in het land van de vijand kunnen kijken Sire. Een zeer krachtig wapen. U zult de harten van uw vijanden kunnen aanraken, daarmee uw volk bevrijdend. Het zal uw grote wijsheid en kracht nog verder uitbreiden.”
De Prins glimlacht, kijkt op van de tafel, en zegt tegen Mara: “Haal Thélium uit het Illirdias.”
Via de achterste deur van de zaal verlaat Mara hen. Op hetzelfde moment komt Roog terug door de voorste deur. Zijn gezicht staat op donder. Hij kijkt de zaal rond en vraagt: “Waar is Yona?”
Yona’s hart springt op in zijn keel. De wacht moet natuurlijk aan Roog hebben gevraagd wat hij aan het doen was of zo. Anders zou Roog nooit weten dat hij hier was.
En terwijl iedereen opkijkt, om te horen wat hij bedoeld, loopt Roog via de rechterkant bij de muren langs en kijkt achter alle hoeken waar een mogelijke schuilplaats zou kunnen zijn. Hij vertelt: “De wacht zei dat Yona niet kon slapen en dat hij hem hier naar binnen heeft gestuurd om met de pendule te spelen. Volstrekt gek is die man! Zeker omdat Yona helemaal niet met de pendule aan het spelen was. Maar ook op de rondgang rond deze kamer was hij niet aanwezig. Misschien is dat vingervlugge baasje achter een van de dikke tapijten hier gekropen zonder dat wij het merken.”
Terwijl Roog briesend rondgaat door de kamer, sluipt Yona laag bij de grond weer richting de deur waar hij uit is gekomen. Hij is hier alweer te lang gebleven en het laatste wat hij wil is op de kop krijgen van Roog.
Als hij voor de helft door de deur is gekropen, wordt hij opgemerkt. “Yona, kom onmiddellijk hier!” buldert Roog. Maar zo snel als hij kan springt Yona op en zet hij het op een lopen. De gangdeur door, langs de pendule, de grote deur van de hal gaat maar moeilijk open. Achter hem hoort hij Roog en Fiondalha schreeuwen. De wachten op de gang zijn weg. Hard loopt Yona door de gang, tot hij op een kruispunt komt. Welke kant moet hij ook alweer op, links? Geen tijd om te denken, vlug loopt hij de gang in, terwijl hij iemand achter zich aan hoort komen lopen. Ja, toch goed gegokt, hij komt bij de grote centrale hal, met de trappen die naar beneden leiden. Zo snel hij kan rent hij de grote trap af. Maar net voor hij onderaan komt struikelt hij over de laatste treden. Met een klap komt hij tegen de muur aan en rolt dan de laatste treden naar beneden, waar hij op de koude stenen vloer van de hal belandt. Hij schaaft zijn elleboog aan de harde stenen, maar voordat hij weer kan opstaan wordt hij in zijn kraag gegrepen.
“Ho, jongen waar denk jij heen te gaan!” De harde stem is echter niet van Roog maar van Fiondalha. Ze tilt hem in een keer van de vloer op en zet hem op zijn voeten.
“Kom, ik breng je naar je kamer, waar ik je opsluit. Morgen praten we hier wel verder over.”
Dan duwt ze hem voor zich uit, zonder de greep van zijn kraag te verliezen. Yona is geschrokken van haar harde reactie. Hij voelt de schaafwond niet eens door de angst die hij voor haar voelt. Opsluiten in zijn kamer. Was het dan zo erg dat hij even meeluisterde? Nou, aan haar reactie te merken wel. Ze duwt hem voor haar uit, zonder een woord te zeggen.
Hardhandig wordt hij zijn kamer ingeduwd, waarna Fiondalha direct de deur dichttrekt en de sleutel in het slot omdraait.
Daar staat Yona in het donker naar de deur te kijken, terwijl hij erachter voetstappen hoort verdwijnen. Hij staat te schudden op zijn benen, deels van het harde rennen en deels van de spanning van zijn hardhandige arrestatie. Langzaam loopt hij naar zijn bed, waar hij zich laat neerzakken. Lang blijft hij voor zich uitkijken. Slapen heeft nu helemaal geen zin meer, denkt hij. En, wat zal mijn straf morgen zijn? Zal ik morgen nog wel met de rest van de mannen weer naar de tuinen mogen? En wat zal Roog nu wel niet van hem denken? Nou die zal nog wel bozer zijn dan Fiondalha. Terwijl de vragen door zijn hoofd malen laat hij zich op zijn bed vallen en kijkt naar buiten. Daar, achter de muur moet de vergadering nu zo ongeveer doorgaan. Nieuwsgierigheid vult weer het hart van Yona. Wat zouden ze doen. En wat willen ze met die Thélium? Gek wordt hij van alle vragen. Zijn nieuwsgierigheid slaat om in frustratie. Waarom wordt hem niks vertelt?! Het is niet eerlijk. Hij staat op en loopt naar de deur. Maar die zit potdicht. Hij kan er niet uit.
Gefrustreerd laat hij zich op het bed vallen. Zo ligt hij een tijdlang te schelden en te mokken. De slaap wil hem maar niet te pakken krijgen.

Ondertussen is Fiondalha weer teruggelopen naar de zaal waar Roog, de Prins en zijn Raadgever zitten te wachten op zowel Fiondalha als op Mara. En wanneer ze binnenkomt ziet ze dat Mara nog steeds niet terug is uit het Illirdias, waar de Thélium wordt bewaard.
Roog heeft inmiddels vernomen waar Mara heen is en zijn blik is bezorgt. Dan vraagt hij hoe het met Yona is. Fiondalha vertelt hen dat zij hem op heeft gesloten en tot morgen te wachten om hem te straffen. Iedereen behalve Dren schijnt het daarmee eens te zijn. Zijn blik blijft lange tijd met een boze blik op Fiondalha gericht, alvorens zich weer op hun gesprek vestigt. Maar steeds blijft hij met een schuine blik naar Fiondalha kijken. Ze merkt het, maar probeert zo gewoon mogelijk te doen.
Na ongeveer een half uur komt Mara eindelijk terug in de zaal. In zijn hand heeft hij een bundeltje doeken, die hij met grote voorzichtigheid voor zich neerzet. Langzaam haalt hij de doeken een voor een weg. In alle stilte kijkt iedereen toe hoe een simpele gouden kelk op een voetstuk met een zwarte rand eromheen zichtbaar wordt.
De spanning is voelbaar wanneer Mara de kring rond kijkt en zegt: “Ga op even grote afstand om de tafel heen staan en leg beide handen op tafel.” Iedereen doet wat hij zegt.
Dan schuift hij de kelk naar het midden van de tafel, waar hij in het hart van de zevenpuntige ster terechtkomt. Daar laat hij hem staan. Ook hij legt nu zijn handen op de tafel. De spanning en de mysterieuze sfeer die de kamer langzaam vult wordt groter, terwijl iedereen zijn ogen op de kelk gericht houdt. Dan verbreekt Mara weer de stilte: “Sire, lees de woorden die u aan de buitenkant van de tafel ziet staan.” Iedereen richt zijn of haar aandacht op het tafelblad onder hun handen. Roog ziet verschrikt dat tussen hun handen in een tekst verschijnt op het tafelblad. Hij kijkt naar links om Fiondalha aan te kijken en ook haar gezicht staat verbaasd. Dan kijkt hij naar rechts en ziet de Prins met grote ogen naar de woorden staren, die nu in heldere kleuren rood en goud op het tafelblad dansen.

Tirrus brutah’k goh schà turh, théliumus sruteana teh uolahe gohla jewriá.

(vertaling: Onder Tirrus roep ik aan, zuiver ruimte en stel aan uw dienaar)

Dren Mijnar staat met rechte rug en kijkt strak naar de kelk. Mara heeft zijn grijze hoofd scheef gebogen en kijkt naar de Prins. De woorden op tafel zijn nu volgroeid en lijken zich in de tafel te branden, met scherpe lijnen. Het hout onder de handen van de aanwezigen wordt langzaam warm, terwijl de woorden hun gloed naar de omstanders slingert.
“Sire…” spoort Mara de Prins aan.
En met bevende stem leest de Prins de woorden voor: “Tirrus…” Een zucht vervuld de kamer,
“…brutah’k goh schá turh …” Het geluid van een openende karaf,
Wanneer de Prins met het tweede deel van de spreuk begint laten Mara en Dren het hoofd langzaam achterover zakken, waardoor hun gezicht naar het plafond wordt gericht.
De Prins vervolgt: “…théliumus sruteana teh uolahe…” met verbazing zien Roog, Fiondalha en de Prins hoe Thélium in het midden van de tafel wordt gevuld.
“…gohla jewriá.” Bij de laatste woorden vervagen de woorden op het tafelblad en laten Mara en Dren hun hoofd zakken. De ruimte waarin de vijf beslissers van het lot van Areinië staan wordt weer als voor de ceremonie, met het verschil dat Thélium nu gevuld in het midden van de tafel staat en dat het tafelblad is geschroeid door de woorden van de spreuk.
Mara vervolgt: “Sire, neem Thélium en aanschouw het hart van uw vijand.”
Met een strakke blik op zijn gelaat buigt de Prins zich naar de Kelk en omvat haar met beide handen. De Kelk is gevuld met rode, geurige wijn, die een scherpe aroma in de kamer verspreidt. De Prins neemt de Kelk van de tafel en brengt haar voor zijn borst. Hij kijkt in de Kelk en ziet dat de wijn nu door de rode gloed de bodem laat zien. Dan, begint de bodem van de Kelk weg te zakken. De Kelk wordt dieper en dieper. De rand verbreidt zich en wordt groter dan een meer.
Dit ziet natuurlijk alleen de Prins. De rest van de toeschouwers staan te kijken hoe de Prins diep in de Kelk staart, en wachten op een reactie van wat hij ziet. Ondertussen kijken Dren en Mara elkaar kort aan.
De spanning is te snijden wanneer de Prins op de bodem van de Kelk figuren begint te ontwaren. Hij ziet Kahjitt, Nordlijn en Areinen. Ze lopen door elkaar. Er lopen ook andere figuren, Triinen en Fauns. Alle rassen van Areinië ziet de Prins aan zich voorbij trekken. De figuren zijn allemaal verschillend, maar op een bepaalde manier ook weer hetzelfde. Dan wordt in het midden van de menigte een klein figuur zichtbaar. Zijn aandacht wordt ernaar toegetrokken, niet om de grote van het figuur, maar om de majestueuze houding van de figuur. Het is een vrouw in een licht schijnend gewaad. In haar linkerhand houdt ze bol. Uit de bol schijnen vier stralen, die om de bol heen cirkelen en in een kolom omhoogstijgen. Haar haar is ingevlecht met gouden strengen en om haar hals hangt een dunne ketting met vier stenen waaruit licht schijnt te komen. Haar voeten staan op een voetstuk, gemaakt van bronzen beesten. De Prins onderscheidt slangen, beren, draken, drinars en mithrondirs. Diverse soorten vogels en andere vliegende dieren vliegen af en aan en elke keer dat ze aanvliegen hebben ze takje in hun bek, welke ze voor haar voeten leggen.
De Prins ervaart de macht die van haar uitgaat en verlangt zeer naar haar, maar ervaart ook dat haar macht verder gaat dan wat hij ooit zal bezitten. En zijn verlangen slaat om in jaloezie en begeerte. De vrouw zegt niets wanneer zij elkaar aankijken. De Prins wordt heen en weer geslingerd door gevoelens voor haar. Hij wil bij haar zijn, maar hij vreest haar. Het is of zij hem nodigt, kom bij mij. De Prins vergeet waarom hij in de Kelk kijkt, maar brengt zonder dat hij het merkt de Kelk dichter naar zijn gezicht toe.
Roog ziet dat de Prins wordt gegrepen door iets dat hij ziet in de Kelk. Hij kijkt de kamer rond en ziet Dren met een klein lachje naar de Prins kijken. Ook Mara schijnt erg in zijn schik te zijn over wat er gebeurt.
Dan begrijpt Roog ineens wat er gebeurt. De Prins is in een soort trans en zal uit de Kelk drinken, wat zijn Vader hem verboden had. En dit was altijd de bedoeling van Dren Mijnar en Mara geweest. Zij wisten dat dat zou gebeuren.
“Sire!” schreeuwt Roog terwijl hij naar de andere kant van de tafel loopt om bij zijn Heer te komen. “Drink niet! Vergeet niet wat uw Vader heeft gezegd!”
Hij wil de Kelk uit zijn handen slaan, maar Dren is hem voor. Hij grijpt Roog bij de pols, voordat die de klap kan uitdelen. “Nee, mijn waarde Generaal. Dat zul je de Prins niet aandoen. Hij doet wat hij goeddunkt.”
Roog is woest: “Wat? Dit was je de hele tijd al van plan… Hier heb je op aangestuurd, dat de Prins zou doen wat zijn Vader hem verboden heeft. Jij rat!”
Vergeefs probeert Roog zich uit de moordende greep van Dren te ontworstelen. Hij schreeuwt naar de Prins om niet te drinken, maar die schijnt hem niet te horen.
Ook Fiondalha heeft nu de kwade bedoelingen van Dren door en loopt op de Prins af om dat te doen wat Roog niet kon. Maar om bij de Prins te komen moet ze om de tafel heen lopen en langs Mara. Die heft zijn staf op en slaat daarmee hard in het gezicht van Fiondalha. Ze valt op de grond, wil opstaan maar voelt zich gevangen in een onzichtbaar net. Ze ziet de uitgestrekte hand van Mara op zich gericht. Hij heeft haar in een onzichtbare greep, waaruit ze vergeefs probeert los te komen.
Ondertussen brengt de Prins Thélium naar zijn mond en neemt een slok van de wijn.
En op hetzelfde moment dat de wijn door zijn mond vloeit en hij de Kelk weer neerzet op tafel, rukt Roog zich eindelijk los uit de greep van Dren. Maar hij is te laat.
Dan doet Dren een greep en pakt de dolk die op tafel lag. Hij heft hem op en steekt die met kracht in de rug van Roog. Die zakt op datzelfde moment in elkaar voor de voeten van zijn Prins.
Hij begrijpt nog niet ten volle het verraad van Dren wanneer hij wegzakt en tegen de tafel aan valt om vervolgens op de grond terecht te komen. Fiondalha ziet het vanuit haar benarde positie gebeuren, maar kan niets doen dan schreeuwen.
“Jij hond! Wat heb je gedaan! Je verraad je koning hiermee!”
“Nee, maar nu hij het gif van de gramschap van zijn Vader heeft gedronken staat mij niets meer in de weg om ook uit Thélium te drinken.”
Terwijl de Prins er afwezig bijstaat, pakt Dren de Kelk van de tafel en drinkt haar tot de bodem leeg. Bij elke slok vult de kamer zich met een drukkende tegenwoordigheid van een ander wezen, groter dan iets wat iemand zich kan voorstellen. De Raadgever lijkt de kamer te vullen. En om hem heen slingert nu een zwarte wolk, die vanaf de hemel schijnt te zijn neergedaald.
Wanneer hij Thélium weer neerzet richt hij zijn ogen op Fiondalha. Zijn gedaante is in de paar seconden die hij nodig had om de Kelk leeg te drinken verandert van de sterke Raadgever die hij was naar een persoon die haar voorstellingsvermogen te boven gaat. De kleding van Dren Mijnar is verandert in een enorm pantser, glanzend als staal, maar lichter. De schouder- en bovenarmbescherming bestaat uit lange gebogen platen van adamantium die ver naar de zijkant uitsteken. De randen zijn afgezet met topaas en zwart-blauwe corundum. Ook de handschoenen bestaan uit kleine aaneengesloten stukken glad adamantium en corondum. De laarzen en bovenbeenbeschermers zijn van compleet adamantium, verstevigt met zwart-blauwe corundum. Versieringen van topaas zijn in het adamantium verwerkt. De borstplaat is als een sluitend web om de drager geweven, met op de plaats van het hart een Natang, een nazaat van het oude geslacht van Natturia, zeemonsters die vanaf het begin der tijden de noordelijke Zee der Geesten hebben bevolkt. Hun nazaten, de Natangs, zijn daarna het land opgekropen, waar ze de Dood zelf vertegenwoordigden. De drang om te doden en hun grote intellect maakte hen tot zo’n bedreiging voor al het leven in Areinie, dat de goden hen verbannen hebben tot de diepten der aarde, waar ze wachten totdat iemand hen komt bevrijden. Ten minste, wanneer iemand door de poel van vuur kan gaan om hen te bevrijden.
De Natang op de borst van Dren is van puur zwart corundum en met ogen van puur olivijn, donkergroen van kleur. Het borststuk is verder gemaakt van zeer kunstig geslepen platen die in elkaar grijpen. De zomen van de platen worden gevormd door topaas. Als een god en een held staat Dren zijn eigen macht en kracht te absorberen. Zijn ogen zijn naar de hemel gericht en er staat een boosaardige grijns op zijn gezicht.

De indrukwekkende verschijning kijkt minachtend neer op Fiondalha, die nog steeds uit alle macht uit het onzichtbare net van Mara te komen. De ogen van de herboren Dren gaan van Fiondalha naar Roog die met de dolk nog in zijn rug op de grond ligt. Dren zet zijn voet op de rug van Roog en trekt de dolk eruit.
Even speelt hij ermee, dan loopt hij naar de deur waar de 7-puntige ster op staat, opent die en roept dan de wachten. Die komen aangesneld op zijn geroep.

“Neem haar mee,”wijst hij naar Fiondalha. “Ze wordt beschuldigt van hoogverraad.”
“En hem hoef je niet meer te arresteren, hij is dood. Hij is als een verader gestorven en zal daarom niet in de heilige tuinen worden begraven. Gooi zijn lichaam in de rivier.”
Even twijfelen de wachten. Dan lopen ze naar Fiondalha en Roog toe. Rama trekt zijn hand weg en met een ruk voelt Fiondalha zich van zijn net bevrijdt. Direct wordt ze echter gegrepen door de schildwachten. Hevig protesterend wordt ze hardhandig de vergaderzaal uitgesleept.
“Hoe kunnen jullie, hij is de echte verader, hij heeft Roog vermoordt en de Prins bedrogen! Laat me gaan!”
Een knuppel komt hard aan in haar nek en het wordt zwart voor haar ogen. Nog net ziet ze hoe twee wachten het lichaam van Roog oppakken en het via een andere deur wegslepen.
Gepost op 15-12-2004 om 17:49 uur
578 keer gelezen
<< Vorige in deze serie

Alle verhalen in deze serie (Mo'men)
Alle verhalen van deze schrijver (snow)



Door: kiezel
Tot nu toe zat ik er naast met die puzzel, het verhaal krijgt weer een heel andere wending!
Je kunt inderdaad wel wat Narniaanse en MiddenAardense trekjes ontdekken in jouw verhaal. Spannend
Gepost op 17-12-2004 Om 16:02
Over mijn inspiratie-bronnen heb ik me eerst wel druk gemaakt, maar ach, ik probeer een mooi verhaal te schrijven en maak me inmiddels er niet meer zo druk over.
Gepost op 17-12-2004 Om 19:51

Door: Auke-Willem (AW)
Het begint nu echt heel erg interessant te worden, YES!!!
Gepost op 18-12-2004 Om 22:11

Dit werk is ingezonden op http://www.blocnoot.nl en blijft te allen tijde eigendom van de feitelijke auteur van het werk (of bloCnoot zolang de auteur niet kan worden teruggevonden). Zonder toestemming van de feitelijke auteur mag dit werk niet gebruikt worden voor andere doeleinden dan lezen. BloCnoot zal nooit toestemming geven indien de auteur niet teruggevonden kan worden. Mocht er sprake zijn van misbruik van de inhoud van het gepubliceerde werk op welke manier ook zullen er (in samenspraak met de auteur) stappen ondernomen worden.