248819
 
 
 
 
 

     Menu:

> Startscherm
> Schrijvers
> Verhalen
> Open verhalen
> FAQ
> Vintage

Paulus' zwakte
Zijn moedeloosheid
Door: Hugo Karels
Commentaar van de schrijver:
De apostel was soms depressief en moedeloos. Een enkele maal was hij totaal ontmoedigd en troosteloos en hij schreef dit ook rustig in zijn brieven. Ook zijn leven was een vallen en opstaan.
Categorie: Overdenking / Preek
Geschatte leestijd: ca. 10 minuten



Zijn zwakte

Waarom zouden we iets verzwijgen van wat Paulus zelf steeds in het openbaar beleed?
Hij behoorde tot de meest openhartige mensen en sprak uit wat hij dacht. Hij droeg het hart op de tong. Onbevangen als een kind gaf hij zijn innerlijk bloot. Soms was hij bang, wat hij ruiterlijk toegaf. Soms moedeloos en hij verborg dat niet. Vele malen was hij ontmoedigd en hij liet dat dan ook blijken maar zonder dat iemand daar hinder van had.
Een enkele maal was hij totaal ontmoedigd en troosteloos, en hij schreef dit dan ook rustig in zijn brieven, zodat de gemeenten op de hoogte bleven van zijn gemoedstoestand, waarin hij op dat moment verkeerde. Wanneer wij over de inspiratie van de apostel spreken, dan moeten wij niet over het hoofd zien dat hij zelf wilde dat iedereen wist hoe vaak hij neerslachtig was en in de put zat. Hij was er van overtuigd dat al deze ervaringen, die hem nu overkwamen van nut konden zijn voor anderen in de toekomst. Het waren waarschuwingen en voorbeelden van wat een mens kan overkomen. Zo zijn al deze zwakheden van de apostel voor ons een opwekking om niet bij de pakken neer te zitten. Het is een hart onder de riem!
In de brief aan de Romeinen, mensen die hij nog nooit had gezien, aarzelde hij niet hun iets te vertellen over zijn innerlijk leven en hoe hij een christen was geworden. Het was een heel menselijk verhaal, maar hij vertelde het aan hen. Hij had altijd, zoals hij zei, een gevoel van onvolmaaktheid. Hij leed onder de wispelturigheid van zijn wil en ervoer dit als een wilszwakte. In een hoofdstuk, wat een klassiek voorbeeld genoemd kan worden van zijn algemene gevoelens, schrijft hij; "Want wat ik uitwerk, weet ik niet; want ik doe niet wat ik wens, maar waar ik een afkeer van heb, dat doe ik. Indien ik nu wat ik niet wens, toch doe, stem ik toe, dat de wet goed is. Doch dan bewerk ik het niet meer, maar de zonde, die in mij woont. Want ik weet, dat in mij, dat wil zeggen in mijn vlees, geen goed woont. Immers, het wensen is bij mij wel aanwezig, maar het goede uitwerken kan ik niet. Want niet wat ik wens, het goede, doe ik, maar wat ik niet wens, het kwade, dat doe ik. Indien ik nu datgene doe, wat ik niet wens, dan bewerk ik het niet meer, maar de zonde, die in mij woont. Zo vind ik dan deze regel: als ik het goede wens te doen, is het kwade bij mij aanwezig; want naar de inwendige mens verlustig ik mij in de wet Gods, maar in mijn leden zie ik een andere wet, die strijd voert tegen de wet van mijn verstand en mij tot krijgsgevangene maakt van de wet der zonde, die in mijn leden is. Ik, ellendig mens! Wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods?" Jezus heeft hem verlost van zijn minderwaardigheidsgevoel Toen Paulus een christen werd raakte hij dat gevoel van slaaf zijn kwijt en voelde hij zich weer kind. God was zijn Vader en Paulus Zijn zoon. Hij behoorde tot de familie van God, maar met het broze en de onvolwassenheid van een kind. De vroegere strijd was voorbij, een nieuwe ving aan, maar nu op een hoger niveau en in een andere vorm.
Paulus had een gevoelige natuur, was verlegen van aard en deinsde terug voor gevaar. Pijn onderging hij me afgrijzen. De haat en hoon van de mensen verscheurde hem. Toen hij zijn werk in Korinte aanving, verkeerd hij in een depressieve stemming. Hij begon, weergegeven in zijn eigen woorden: "in zwakheid, met veel vrezen en beven." Zijn geestkracht was op dat moment bij hem gebroken door al de vernederende gebeurtenissen van de afgelopen weken.
Vanaf het ogenblik dat hij aankwam in Europa werd zijn leven bij elke stap die hij deed bedreigd. In Filippi is hij afgeranseld, gevangen gezet en daarna door de Romeinse overheid de stad uitgedreven. In Tessalonika stookten de Joden het gepeupel op en ook deze joegen hem de stad uit, ze achtervolgden hem zelfs tot in Berea. In Athene werd hij door de filosofen uitgelachen en bespot.
Zo kwam hij in Korinte aan, als een opgejaagd en door iedereen verstoten man. Hij voelde zich ziek door al deze gebeurtenissen. En ook zijn arbeid in Korinte begon onheilspellend. Hij werd uit de synagoge verdreven om in een particulier woonhuis verder te gaan met zijn prediking. Het leek erop dat ook in Korinte alles fout zou gaan met hem. Hij deed zijn werk, in het besef, dat hij in de ogen van de bevolking tot het uitschot behoorde. Nog lang zou deze slechte tijd hem heugen.
Nu heeft Paulus niet alleen in Korinte in de put gezeten. Hij vertelde de Korintiers over een beproeving, welke hem was overkomen op zijn reis door Macedonië, toen hij op weg naar hen toe was voor zij tweede bezoek.
Want zo vertelt hij: "Toen ik nu te Troas was om het evangelie van Christus te prediken, en mij een deur geopend werd in de Heer, heb ik geen rust gehad voor mijn geest, omdat ik mijn broeder Titus niet aantrof.’’ Zo verliet Paulus Troas door zorgen omringd en vertrok hij naar Macedonië. Maar verandering van omgeving gaf hem geen verlichting. Rondom hem was er twist en hij trok zich dat erg aan. Zijn geest was bedrukt en het benauwde hem. Hij werd achtervolgd door angst en schrikbeelden. Hij kwam pas weer tot zich zelf toen Titus uit Korinte met goed nieuws kwam. Aan zulke gemoedsstemmingen leed hij vaak. Hij was soms erg neerslachtig. Ook in Azië overviel hem dit, maar hij legde in zijn brief aan de Korintiers niet uit wat hier de oorzaak van was. De beeldtaal die hij echter gebruikt zegt voldoende over zijn aanvechtingen. Hij ging er zwaar onder gebukt. Ver boven vermogen leed hij zodat hij zelfs voor zijn leven vreesde en voor zijn eigen besef het leven ook verloor. Zijn laatste hoop was hem vergaan. Maar zegt hij dan:’’en Hij heeft ons uit zo'n groot doodsgevaar verlost en zal ons verlossen.‘’Dat wist hij zeker.
Paulus realiseerde zich heel goed hoe zwak hij was. Wat hij van God ontvangen had droeg hij mee als een schat in een aarden vat.
Hij was een opvallend gevoelig mens en dat wist hij goed van zichzelf. Hij ervoer deze eigenschap als een geweldige last in zijn leven. Hierdoor leed hij meer pijn dan vele anderen in dezelfde omstandigheden met eelt op hun ziel.
Soms bracht hij in herinnering wat hem allemaal was overkomen. Veel hiervan had een onuitwisbare indruk op hem achtergelaten. ‘’Wij verduren honger, dorst en naaktheid en van alle kanten worden we verdrukt.’’ Dat is zijn levensweg, die hij aan de Korintiers schrijft.
Heel zijn leven dacht hij terug aan al deze dingen, die hij geleden had te Antiochië en in Ikonium en te Lystra tijdens zijn eerste zendingsreis, vele jaren geleden. Uit zijn laatste brief blijkt dat hij zich alles nog goed kon herinneren wat hem was overkomen. Het had een onuitwisbare indruk op hem achtergelaten. Hij was altijd vervolgd, altijd onderdrukt en lastig gevallen.
Hoe kon hij zoiets ooit vergeten? Wanneer men zijn brieven leest, dan voelt men hoe Paulus opnieuw ineenkrimpt door al die pijlen die destijds op hem zijn afgeschoten.
De apostel hebben we geplaatst in de rij van de beroemdste wereldgrootheden en het is niet prettig om dan te vernemen, hoe hij werkelijk was. Een held, dat is het beeld dat wij er van maken, is iemand die moed uitstraalt en niet een zwakkeling. Dit toont onze onbekendheid met echte helden. Helden van vlees en bloed zijn anders. Een held is niet een mens die nooit beeft of angstig is, maar het is een mens die beeft maar.... direct daarna dit gevoel onderdrukt en beheerst.
Paulus schaamt zich niet om te erkennen dat hij soms bang is geweest. Wat Paulus hierover zegt daar moeten we ook rekening mee houden, willen we hem goed leren kennen. Velen zijn te laf om te erkennen dat ook zij deze gevoelens wel eens hebben. De apostel Paulus houdt niets achter!
Hij vertelt aan zijn vriend Lukas dat alleen God hem geholpen heeft om dit te vergeten.
In de Handelingen geeft Lukas drie voorbeelden van deze goddelijke bijstand. Eens in Korinte was Paulus zo neerslachtig dat de Heer hem in een nachtelijke droom moed insprak en zei: "Paulus, wees niet bevreesd, ga door om van Mij te getuigen; want Ik ben met u en niemand zal u kwaad doen.” Hierin lezen we duidelijk hoe Paulus er aan toe was op dat moment. Hij was moede loos en zat volkomen in de put. ‘’Spreek!‘’ zegt de Heer. Paulus zelf was bang dat de Joden hem zouden doden."Er is niemand die u enig kwaad zal doen’’, zegt de Heer. In die zelfde nacht kreeg Paulus ook van God te horen, dat hij veel volk in Korinte had wat Hem eenmaal zou toebehoren. Er was voor Paulus in Korinte nog veel te doen.
Een zelfde gebeurtenis overkwam Paulus in Jeruzalem, in de nacht voordat hij opgebracht werd voor het Sanhedrin ofwel de Hoge Raad. Opnieuw was alles om hem heen in duisternis gehuld. Nergens licht of enige uitkomst. Alle dromen en plannen van Paulus om eenmaal ook in Rome het evangelie te verkondigen lagen in stukken. Hij was gevangen en zat in een donkere cel van een burcht in Jeruzalem. Elke weg naar Rome was in zijn ogen voorgoed afgesneden. Zijn vijanden hadden hem gevangen genomen en volkomen in hun macht. Evenals destijds Elia, zat Paulus mismoedig neer onder een jeneverboom en voelde dat ook hem nu overkwam wat al zo veel andere dienaren van de Heer was overkomen. Maar in deze eindeloze diepe put van ellende kwam er een rustige stem, die tot hem sprak: ‘’Houd moed, want zoals gij te Jeruzalem van Mij getuigd hebt, moet gij ook te Rome getuigen!‘’
De gemoedsgesteldheid waarin Paulus verkeert leiden we af uit wat de Heer tot hem zegt. God geeft ons wat we op dat moment nodig hebben. Wanneer Hij zegt: "Houd moed!‘’ dan doet Hij dat omdat wij dan op het punt staan de moed te verliezen. Wanneer Hij zegt: ‘’Hoofd omhoog!‘’ dan is het omdat wij diep in de put zitten en dreigen onder te gaan. Wanneer Hij zegt: ‘’Je zal beslist naar Rome gaan’’, dan zegt Hij dat tegen Paulus om hem opnieuw moed te geven dat hij ooit deze stad nog eens zal zien.
Paulus schaamde zich later niet om aan Lukas te vertellen hoe hopeloos mismoedig hij zich destijds in die cel voelde. Maar in die wanhoop welt er toch weer een nieuw vertrouwen bij hem op waaraan zijn verslagen ziel zich vastklampt. Wie anders dan God draagt in deze omstandigheden hier zorg voor?
Telkens opnieuw werd Paulus op deze wijze verlost van zijn depressieve gevoelens. Vele malen verkeerde hij in situaties ver boven zijn vermogen. Hij was beslist niet de supermens, die wij ons zo vaak van hem voorstellen. Tijdens een schipbreuk voelde hij net als iedereen doodsangst. Geen mens voelt zich gelukkig op een schip, dat op het punt staat naar de bodem te gaan. In zo'n crisis realiseert men zich dat alles voorbij is en dat gemaakte plannen nooit zullen worden uitgevoerd. Elk mens heeft zijn eigen toekomstverwachtingen, maar wanneer de dood hem aangrijnst dan verliest hij zijn greep op al de plannen, die hij ooit had. Iedereen, of hij nu een beroemde held of een heilige is, zal wanneer hij zich op een schip bevindt, dat steeds maar heen en weer geslingerd wordt, dag en nacht, zonder dat hij maan, sterren of zon te zien krijgt, tenslotte de moed opgeven. Het stormde zo hard en de zee was zo onstuimig, dat niet alleen de masten braken en heel de vracht over boord gezet moest worden, maar dat ook het nodige scheepsgerei over boord werd gegooid. Wanneer Lukas zegt: "Alle hoop op redding was ons ontgaan", stelde hij terecht vast, dat de situatie hopeloos was voor ieder die zich op het schip bevond. Paulus zal dezelfde angsten uitgestaan hebben. Maar toen kwam God hem te hulp. In die nacht stroomde een nieuwe golf van moed door zijn ziel. Paulus noemt het zelf een boodschap van God. "Wees niet bevreesd", zei een stem: "want gij moet voor de keizer staan!" Dag in dag uit had Paulus gedacht dat hij nooit Rome meer zou zien. En dan opeens zien zijn ogen weer nieuwe verten. Dit was van God. Hij was een moedig mens, maar hij was niet sterk genoeg om aan boord van een reddeloos verloren schip een ander op eigen gezag moed in te spreken. Op een schip dat ten onder dreigde te gaan midden in een orkaan, die veertien dagen achtereen woedde, kreeg Paulus moed door goddelijke openbaring. In eigen kracht ging hij ook ten onder. Jezus sliep op zo'n moment!
Een heel ander voorbeeld geeft Paulus van zijn zwakte wanneer hij aan de Tessalonicenzen vraagt om voor hem te bidden. Ondanks dat hij een apostel was, vroeg hij aan anderen hem in hun gebed te gedenken. Natuurlijk bad hij ook zelf, maar hij had anderen nodig, die als een kring rondom hem stonden. Hij voelde dat dit werk zo boven zijn krachten ging, dat hij dit alleen zou kunnen volhouden wanneer anderen met hem meestreden. Aan de Efeziers vroeg hij of zij voor hem wilden bidden, opdat hij voldoende vrijmoedigheid zou krijgen om het Woord te verkondigen. Het maakt een groot verschil, of iemand zijn mond opendoet timide en zacht sprekend en zich alleen verdedigt, of dat hij niet bepaald fluisterend, maar met het geluid van een trompet de waarheid verkondigt aan mensen, die voor het merendeel hem kwaad gezind zijn. Alleen dit soort mensen maakt indruk op haar generatie! Niemand kan leiding geven zonder op de trompet "verzamelen" te blazen! Wij ervaren het als een verrassende schok, dat Paulus hierbij de hulp van anderen nodig had. Het verzoek van Paulus was voor hem een noodzaak. Door zijn spreken lokte hij dikwijls kritiek uit, wat vaak ook aanleiding gaf tot misverstanden. Hij verzocht de Efeziers om voor hem te bidden, dat hij de juiste woorden zou spreken. En waarom niet? Een apostel is ook maar een mens! Door zijn verzoek aan de Efeziers beleed Paulus, dat hij soms moeite had de juiste toon aan te slaan in zijn spreken. Zo moeilijk vond hij het om moedig aan heel de wereld de volle waarheid van Christus te verkondigen. Hierbij had hij hulp nodig van anderen, die hem ondersteunden. Heel de kerk moest op de knieën om Paulus te helpen, dat hij voldoende vrijmoedigheid kreeg om het evangelie uit te dragen.
Paulus heeft, als consequentie van zijn bekering in zijn jonge jaren, heel zijn leven een strijd moeten voeren, die nooit zou ophouden. Met hoeveel moed hij deze strijd aanging, daar geeft hij in een van zijn brieven een voorbeeld van. Hij vergelijkt zichzelf met een atleet, die alles in zich moet hebben om te slagen. Bekwaam, volhardend en zelfverzekerd streeft hij naar het einddoel, de totale overwinning. Aan de Korintiers vertelt hij, dat het leven voor hem een groot slagveld is en dat hij altijd moet vechten en op zijn hoede moet zijn. Daarbij slaat hij niet als een blinde man in de lucht, maar houdt zijn ogen voortdurend gericht op zijn tegenstander, die hij geen moment uit het oog mag verliezen. "Ik tuchtig mijn lichaam en houd het in bedwang", zegt hij tegen de Korintiers: "om niet, na anderen gepredikt te hebben zelf afgewezen te worden."
Hij vecht daarbij zo hard dat hij anderen de littekens kan aantonen. Hij is vast besloten om te overwinnen. Dit is de taal van een mens die overtuigd is van zijn zwakte maar het daar niet bij laat zitten.
Naast zijn geestelijke zwakte had hij ook zonder meer zijn lichamelijke beperkingen, waarvan wij niet zo op de hoogte zijn. Hij had een opvallend sterk gestel, maar was uiteraard niet ongevoelig voor ziekte. Soms verhinderde ziekte hem dat hij zijn werk kon doen. Bij een gelegenheid weten wij dat hij hierdoor zijn plannen moest wijzigen. Men was bedroefd, dat hij door ziekte van zijn voorgenomen reis afzag en niet naar Galatië kon komen om daar te spreken. Zijn lichamelijke ongesteldheid was voor hem geen handicap, maar hielp hem juist. De Galaten mochten hem zo graag dat zij voortdurend aan hem dachten en met hem meeleefden. Zij accepteerden zijn boodschap als het Woord van God zelf. In zijn zwakte was hij sterk. Zoals deze zwakte hem dichter bij de Galaten bracht, zo brengt zijn geestelijke zwakte hem dichter bij ons. Hierdoor wordt hij steeds meer aan ons gelijk en voelen wij ons aan hem verwant. Op deze wijze leven wij met hem mee en kunnen wij ook aanvoelen wat hij gevoeld heeft. Dit is nu Paulus, een man soms zo bang en bevreesd dat hij zijn werk niet meer kan doen en de verkondiging van Gods blijde boodschap achterwege moet laten omdat hij hiertoe geen kracht meer heeft.
Die soms terecht komt in poelen van moedeloosheid maar waar God hem steeds weer uithaalt. Een enkele maal is hij zo ontmoedigd en troosteloos dat wij beseffen hoe volkomen gelijk hij aan ons is en zo in alles onze broeder is geweest.
Een supermens helpt ons niet en die hebben wij ook niet nodig. Wij hebben geen filosoof nodig die ons begrijpt, maar een goede vriend die ons helpt.
Wij hebben geen behoefte aan heilige en volmaakte mensen. Wat wij nodig hebben is iemand, die vlees er bloed is met al zijn hebbelijk- en onhebbelijkheden maar gericht op God. Iemand die van zich zelf zegt niet heilig te zijn maar er wel naar streeft, op zijn levensweg vele malen valt en blunders maakt maar zich toch volkomen bewust is van zijn hoge roeping.
Altijd zal de wereld mensen nodig hebben, die weten wat het is om pijn te lijden en bang te zijn. Die af en toe moedeloos en wanhopig zijn maar toch steeds weer uit de put komen. Mensen, die vechten tegen geestelijke verlatingen, maar ze steeds opnieuw overwinnen. Die depressies en inzinkingen als valkuilen ervaren maar er uit klimmen met al hun krachten. Zij vechten, worstelen en voelen zich in alles de mindere. Dit zijn medemensen, die wij kunnen begrijpen. Jezus viel nooit. Hij gaat ons dan ook voor als de Volmaakte. Paulus viel vele malen, en evenals hij, gaan ook wij door het leven met vallen en opstaan. Op deze wijze verkrijgen ook wij de onvergankelijke ereprijs!

Gepost op 23-08-2004 om 04:01 uur
783 keer gelezen

Alle verhalen van deze schrijver (Hugo Karels)

Dit werk is ingezonden op http://www.blocnoot.nl en blijft te allen tijde eigendom van de feitelijke auteur van het werk (of bloCnoot zolang de auteur niet kan worden teruggevonden). Zonder toestemming van de feitelijke auteur mag dit werk niet gebruikt worden voor andere doeleinden dan lezen. BloCnoot zal nooit toestemming geven indien de auteur niet teruggevonden kan worden. Mocht er sprake zijn van misbruik van de inhoud van het gepubliceerde werk op welke manier ook zullen er (in samenspraak met de auteur) stappen ondernomen worden.